Het Stadhuis

1600

Het stadhuis rond 1600

Er wordt vermoed dat het stadhuis in deze periode nieuw is gebouwd of is voorzien van nieuwe gevels. De kerkers horen bij deze fase. Een gevelsteen met de tekst “IN DE STAT VAN GROL” toont ons een redelijk willekeurige weergave van het stadsbeeld rond het jaar 1600. De afbeelding van de stadhuisgevel vlakbij de stadstoren lijkt vrij objectief. Op het dak van het pand liggen leien of gesmoorde pannen. De gevel heeft een in- en uitzwenkende topgevel, een zogenaamde Gelders-Overijsselse gevel. Dit type baksteengevel met maniëristische kenmerken treffen we vooral aan in Deventer, Zutphen, zuid-Gelderland, noord- en midden-Limburg en in oostelijk Noord-Brabant. Ook in de Duitse Nederrijnregio is door de onderlinge handel dit geveltype bekend. Op de steen zien we verder vrijwel alleen maar vakwerkhuizen met rode pannen. Op basis van de getoonde vestingwerken toont de steen een situatie van vóór 1606.

In 1606 wordt Grol namelijk opnieuw heroverd door de Spaanse troepen onder leiding van Spinola. Tussen de belegeringen door werden de muren en grachten van Groenlo steeds verder uitgebouwd en versterkt. Voordat Grol in 1627 wordt veroverd door de Staatse troepen van Frederik Hendrik, heeft het al meerdere stadsbranden meegemaakt, waarbij het overgrote deel van de binnenstad verloren is gegaan. Of het stadhuis hierbij schade heeft opgelopen is onbekend.

Wel kunnen we op basis van de nauwkeurige tekeningen van Jan de Beyer uit 1743 vaststellen worden dat het stadhuis in maniëristische stijl opgetrokken is. De gevels hebben natuurstenen kruiskozijnen en korfbogen en worden daarom aan de hand van deze bouwstijlgegevens ruim gedateerd tussen 1565 en 1630.

1720

Stadhuis in 1720

1743

Het stadhuis in 1743

Jan de Beyer doet in de zomer van 1743 Groenlo aan en maakt twee tekeningen. Op een tekening laat hij ons de gevel aan de Marktzijde zien. De toegang tot de kerkers vanaf het marktplein was toen al niet meer in gebruik en dichtgemetseld. Op de hoek van het stadhuis staat een geselpaal om lijfstraffen uit te kunnen voeren. Onder de gerechtslinde werd recht gesproken.

1811

De Franse tijd: de verbouwing van 1811

De geschiedenis van de rechterlijke macht, zoals Nederland die nu kent, begint in 1811. Het huidige Nederlandse grondgebied werden bij het Franse keizerrijk van Napoleon ingelijfd. De Franse wetten en bestuurlijke en rechterlijke instellingen werden ook in Groenlo ingevoerd. Dat betekende een grote breuk met het verleden. In plaats van gerechten en een schepenbank, die per regio en plaats weer konden verschillen, kwam er een piramidale en uniforme rechterlijke organisatie.

Dat dit gevolgen had voor de situatie in Groenlo zien we meteen op een tekening uit 1811 is sprake van een verbouwing van het stadhuis. Op de begane grond is nog de keldertrap naar de kerkers te zien, maar ook op de begane grond worden 3 cellen gemaakt. Het is niet duidelijk hoe men via een cel in de kerkers kon komen. De rest van deze bouwlaag is bedoeld voor een woning van de cipier en voor de Militaire wacht. Er is geen verbinding met de bovenliggende verdiepingen, deze zijn bereikbaar via een bordestrap aan de voorzijde. In de Kevelderstraat wordt een bestaand huis verbouwd tot kazerne voor de brigade van de Gendarmerie, inclusief paardenstallen. Op de verdiepingen van het stadhuis zijn kamers voor de Mairie (burgemeester), de vrederechter en de secretarie. Op de derde verdieping een gerechtszaal en een gijzelkamer (voor het vastzetten van verdachten).    

1841

Het nieuwe stadhuis van 1841

In 1818, slechts 7 jaar na de grondige verbouwingen in 1811, wordt het pand in de Kevelderstraat verbouwd en herbestemd tot Latijnse school. De brigade en de paarden zijn verdwenen.  

Op vrijdagmiddag 12 februari 1836, om 14.42 uur slaat de bliksem in de stadstoren en deze brandt geheel uit. Om kwart over vier komt het kruis naar beneden.

Of het stadhuis in deze periode schade oploopt is niet zeker. Er is in 1836 wel vaker sprake van extreem weer. Ook wordt er al wel gesproken over de slechte toestand van de gevangenissen. Maar het lijkt verder stil rondom de nieuwbouw van het stadhuis. Op 11 augustus 1840 is de herbouw nog niet klaar.

Het oude stadhuis wordt in 1841 afgebroken en verloor daarmee de fraaie gevel aan de marktzijde. Uit onderzoek blijkt dat het oude stadhuis tot aan het maaiveld is afgebroken, met uitzondering van de muren met de belendende panden. De kelders en funderingen ook zijn gehandhaafd. Het nieuwe stadhuis werd met een verdieping verlaagd en kreeg een schilddak. Op de kruising van de kap werd een eenvoudig torentje geplaatst. Op de begane grond worden nieuwe cellen gemaakt. De bouw is in 1842 klaar. Deze situatie zou tot 1874 blijven.

1875

Vooruitgang: de uitbreiding van 1875

Na de intrede van burgemeester van Bommel in 1871 werden pogingen ondernomen om tot nieuwbouw te komen. Van Bommel wilde vooruitgang en daarbij hoort natuurlijk een voornaam stadhuis. In 1875 viel het besluit. De plannen omvatten een uitbreiding door de kap te verwijderen, een volledige verdieping hierop te plaatsen en af te sluiten met een nieuwe kap en klokkentoren. Alle gevels werden ‘gecementeerd’ en voorzien van versieringen. Op het dak twee staande leeuwen en meerdere pinakels. Zo ontstond het stadhuis in de huidige vormgeving. Er werd nadrukkelijk gesproken over algehele nieuwbouw, maar waarschijnlijk zijn alle buitenmuren blijven staan en is hierop verder gebouwd. Op de begane grond zijn restanten van de oude raam- en deuropeningen te zien.

Of de cellen verdwijnen uit het stadhuis is niet duidelijk, maar er wordt op de plaats van de Latijnse school een geheel nieuw huis van bewaring met cipierswoning gebouwd. Dit Huis van Bewaring doet maar enkele jaren dienst, in verband met de wijzigingen in de rechtspraak in Nederland. Het pand wordt verkocht en komt tot 1995 in particuliere handen.

1950

Het politiebureau in het stadhuis wordt fietsenstalling

Rond 1950 verdwijnt de politie uit het stadhuis en wordt de begane grond van het stadhuis een fietsenstalling voor personeel en een archief. Het gewelf wordt opengebroken om een fundering voor een oliekachel te kunnen maken, midden boven de kerkers.

1977

Vooruitgang: de uitbreiding van 1977

Het ruimtegebrek wordt in de jaren 70 steeds groter. De raad- en trouwzaal werd al in 1972 gevestigd in de oude Hervormde pastorie aan de Mattelierstraat. Sociale Zaken verhuist naar Beltrumsestraat 5, waar de Technische Dienst ook al jaren zat. Begin 1974 werden de definitieve initiatieven genomen tot een totale ver-nieuwbouw. Omdat men had besloten niet van de Markt te willen verhuizen is het bedrijfspand Kevelderstraat 3 gekocht. In september 1976 werden de plannen en bestekken door de architect ingediend en na aanbesteding kon in de tweede helft van 1977 met de bouw worden begonnen. De architect bezocht tijdens de bouw ook de kerkers en maakte een opmeting voor een eventueel gebruik als raadskelder. Het bleef bij een plan.

1995

Uitbreiding van het stadhuis met het 'Huis van Bewaring' in 1995

Eind jaren '80 blijkt het stadhuis weer te klein, zeker omdat men nog steeds met dependances werkt. In 1995 wordt het complex uitgebreid met de aankoop en verbouwing van Kevelderstraat 1, het oude Huis van Bewaring. Het wordt de nieuwe hoofdingang van het stadhuis. De kerkers lijken bij deze verbouwing gebruikt te zijn als stortplaats van puin.

Op 1 januari 2005 wordt de gemeente Groenlo samengevoegd met Lichtenvoorde en enkele jaren later verhuist het gehele ambtelijke apparaat naar Lichtenvoorde. De Raad blijft wel in Groenlo vergaderen. Door deze verhuizing komen ruimtes leeg, waaronder het archief in het oude stadhuis